Instantie: Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak: 02-02-2010
Datum publicatie: 15-02-2010
Zaaknummer: 16/511615-09 [P]
Rechtsgebieden: Strafrecht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie: Uitgaansgeweld in de nacht van 7 op 8 juni 2008 in Woerden. Verdachte is vrijgesproken voor zijn betrokkenheid bij een vechtpartij tussen een groep inwoners van Woerden en een groep Polen vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Sector strafrecht vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 februari 2010
in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1991] te [geboorteplaats] wonende te [adres], [woonplaats],
raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 5 november 2009 en 19 januari 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 19 januari 2010.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] op de Utrechtsestraatweg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3].
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt –zakelijk weergegeven – het volgende.
Twee getuigen verklaren over geweldshandelingen door verdachte: trappen tegen de onderrug of een trappende beweging ([getuige 1]) dan wel een “flying kick” ([getuige 2]).
Ik heb geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid van deze getuigen of om aan te nemen dat hen woorden in de mond zijn gelegd, maar ik acht de verklaringen toch onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs.
Getuige [getuige 1] heeft geen enkel belang bij een valse verklaring. Hij verklaart dat hij goed zicht had, maar de vraag blijft of de herkenning betrouwbaar en bruikbaar is voor het bewijs: de herkenning was achteraf en niet op het moment zelf en het betreft een herkenning op basis van een Hyves zoektocht, waarbij een beetje vaag blijft hoe dat is gegaan. De portier [getuige 3] heeft verklaard dat hij geen gezichten heeft kunnen zien en dat het een grote chaos was en dat hij daarom niemand heeft kunnen herkennen.
De herkenning door getuige [getuige 2] betreft in zekere zin ook een herkenning achteraf, op het moment zelf is er geen heel persoonlijke herkenning, maar onder meer op basis van haardracht.
Er was een behoorlijke afstand tussen [getuige 2] en de jongen die de “flying kick” heeft uitgedeeld, op het moment zelf was het donker en er was straatverlichting aanwezig, maar er was ook nog een vechtende groep aanwezig tussen [getuige 2] en de jongen die de “flying kick” uitdeelde. Ook hier is onduidelijk gebleven hoe hij hem precies heeft gezien, op welk moment hij hem in het gezicht heeft gezien en op de rug.
Ik vorder op grond van het voorgaande vrijspraak.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich, net als de officier van justitie, op het standpunt dat de onderbouwing te mager is voor een bewezenverklaring:
de verklaring van getuige [getuige 1] wordt niet gedekt door de portier, maar eerder ontkracht; de verklaring van getuige [getuige 2] wordt ook niet ondersteund door andere getuigen. De ontkennende verklaring van mijn cliënt wordt daarentegen ondersteund door de getuigenverklaring ter terechtzitting van [getuige 4]. Dit moet leiden tot vrijspraak, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. In de nacht van 7 juni 2008 op 8 juni 2008 hebben in Woerden vechtpartijen plaatsgevonden tussen een groep Poolse mannen en een groep Woerdense jongeren.
Dat geschiedde achtereenvolgens op de Utrechtsestraatweg en de Voorstraat, waar één van de Poolse mannen, [slachtoffer 1], is blijven liggen. Hij is enkele dagen later overleden.
Het geweld heeft zich vervolgens verplaatst naar de Rijnstraat en Nieuwesteeg.
De politie heeft een grootschalig onderzoek ingesteld om te achterhalen wat er zich die avond precies heeft afgespeeld. Uit het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen die betrokken zouden zijn geweest bij de verschillende gebeurtenissen van die avond.
Een aantal opeenvolgende gebeurtenissen heeft uiteindelijk geresulteerd in de dood van [slachtoffer 1], zonder dat kon worden vastgesteld welk toegepast geweld de doodsoorzaak was (of oorzaak was van het letsel van de overige Polen). De reeks van gebeurtenissen heeft in de Woerdense samenleving opschudding veroorzaakt. Aan [verdachte] wordt maar een deel van deze gebeurtenissen verweten, te weten betrokkenheid bij de openlijke geweldpleging op de Utrechtsestraatweg.
4.3.2. Over dit incident is het volgende komen vast te staan:
In café Victoria (ook wel café Arie) bevinden zich op 7 juni 2008 vier Polen. Één van hen veroorzaakt wat problemen: een kale/gemillimeterde man met een wit shirt. Hij lijkt een meisje lastig te vallen. Één van de portiers waarschuwt hem en zijn Poolse metgezel van dat moment; als de man nadien doorgaat met lastigvallen van andere klanten verzoekt de portier de twee naar buiten te gaan . De vier Poolse mannen gaan naar buiten.
Ze drinken buiten nog even verder, één van de vier, het latere slachtoffer [slachtoffer 1], is behoorlijk dronken. Op het terras is na middernacht, dus inmiddels op 8 juni 2008, ook een groep aanwezig die ervoor op een feestje is geweest bij [X]. Ook van die groep is er een aantal dat dronken of aangeschoten is.
Buiten ontstaat een woordenwisseling met een meisje, gevolgd door een “uitdaging”.
De Woerdenaren en de Polen bewegen zich – of worden bewogen – naar de verkeerslichten, een tiental meters verwijderd van café Victoria, op de Utrechtsestraatweg, waar deze kruist met de Stationsstraat. Er volgt een vechtpartij.
Eén of meer Poolse mannen worden geduwd en/of getrokken.
Tenminste één Poolse man wordt geschopt, waardoor hij tegen de grond gaat. De kale Pool, krijgt een “vliegende trap” tegen zijn rug, waardoor hij voorover neervalt. [slachtoffer 1] wordt geslagen of geschopt, waardoor hij op de grond valt. Als hij op de grond ligt, wordt hij geschopt. De kale Pool wordt geslagen. Als hij op de grond ligt wordt hij getrapt tegen zijn lichaam. Hij wordt in ieder geval op zijn rug en bovenlichaam getrapt. Mogelijk wordt hij ook op het hoofd getrapt en tegen het hoofd geslagen.
Er werd door meerderen geslagen en/of geschopt naar de op de grond liggende Polen.
Vervolgens worden de vechtenden gescheiden door de baas van café Victoria ([getuige 1]) en een van de beveiligers. Een Pool blijft even, buiten bewustzijn, liggen. Wanneer hij weer overeind komt is zijn hoofd fors bebloed.
4.3.3. De betrokkenheid van [verdachte]
4.3.3.1. Vast staat dat [verdachte] hoorde bij de groep Nederlanders die het feestje bij [X] had bezocht en dat hij daarna café Victoria bezocht, dat hij getuige was van de woordenwisseling vóór het café en dat hij zich, met anderen, bewoog naar de “kop” van de Utrechtsestraatweg.
De vraag is echter of er wettig en overtuigend bewijs is dat hij heeft deelgenomen aan de openlijke geweldpleging en zo ja, wat zijn bijdrage daaraan is geweest.
4.3.3.2. Er zijn twee getuigen die [verdachte] positief hebben geïdentificeerd als betrokken bij de vechtpartij:
[getuige 1], de café eigenaar heeft aan de politie verklaard, kort gezegd, dat hij een internetfoto herkent als die van een jongen die de Poolse man kennelijk opzettelijk, een aantal keren met kracht tegen de onderrug trapte toen deze in foetushouding op de grond lag op de Utrechtsestraatweg. [getuige 1] verklaart dat hij de jongen goed zag toen hij deze wegtrok, dat hij hem daarbij goed in het gezicht had gezien. De betreffende foto, is van het (oude) Hyves-profiel van [verdachte] en toont hem.
Ter zitting van 5 november 2009 heeft [getuige 1] als getuige verklaard:
De verdachte maakte deel uit van de groep jongeren. Ik heb hem één trap zien geven op het moment dat ik net bij de groep kwam en ik trok hem weg. Er stonden om en nabij ongeveer 10 jongeren om hen heen. Ik heb de verdachte een trappende beweging zien maken voordat ik hem wegtrok. De verdachte was de eerste die ik wegtrok. Door het wegtrekken heb ik zijn gezicht gezien en ik weet zeker dat het deze verdachte is. Ik heb geen idee of de verdachte bij [slachtoffer 1] stond. Wel stond hij op een halve meter afstand van een van de op de grond liggende Poolse mannen. Ik heb niet gezien of de verdachte iemand heeft geraakt. Dit speelde zich af op de kopse kant van de Utrechtsestraatweg, precies bij de streep waar de auto’s achter moeten wachten. Dit is een halve meter van de stoep vandaan. De Poolse man lag één meter vanaf van de stoep op de rijbaan. Ik stond op het punt waar [slachtoffer 1] op de grond lag in foetushouding. Hij lag met zijn rug gebold naar de Stationsweg.( …)
Ik herken de verdachte nu ook als degene die ik de trappende beweging heb zien maken. Ik twijfel niet. De verdachte had net de pech dat ik hem als eerste beetpakte en toen passeerde zijn gezicht mijn gezicht. De hele commotie duurde niet langer dan 30 seconden. Toen was de rust wedergekeerd.( …)
Ik heb verdachte herkend via “Hyves”. Bij elk incident in de zaak zoeken wij Hyves af naar foto’s en namen van de betrokkenen. Dit doe ik door middel van zoekopdrachten en “spots” bezoeken van gegroepeerde mensen. De zoekopdracht kan zijn: Woerden en dan zoeken naar groepsfoto’s. Op die foto’s bekijk ik dan wie ik herken en zoek in de “vrienden” van mensen die ik ken. Ik weet niet meer of ik hier naar een bepaalde groep heb gezocht. Er zijn uit dit eigen onderzoek wel meer namen dan alleen die van verdachte naar voren gekomen. Dit was een solo-actie van mij. Ik heb ongeveer 15 à 30 minuten op Hyves gezocht(…). De politie heeft geen namen gesuggereerd, want zij had geen idee wie er bij de vechtpartij was betrokken.
4.3.3.3. Voorts is er de verklaring van de getuige [getuige 2]. Aan de politie heeft deze verklaard, kort gezegd, dat hij net bij café Arie kwam toen er ophef was op straat, rond 2.00 uur. Hij zag een 6 à 7 Polen en een grote groep anderen, zo’n 30 Nederlanders maar ook Marrokaanse jongens, waarvan hij er een aantal vaker gezien had in het centrum of op school.
[getuige 2] verklaart voorts dat uit die groep Polen iemand de Utrechtsestraatweg inliep en dat daarop een onbekende jongen uit de grote groep, die weglopende man van achteren neertrapte met een “flying kick”, “een Bruce Lee actie”. De jongen sprong, kwam los van de grond en schopte met zijn rechterbeen tussen schouderbladen van de man, waarop deze ten val kwam. De jongen die de “flying kick” gaf beschrijft hij als blond met een kuifje, en [getuige 2] heeft aan de politie aangegeven dat hij weet dat deze jongen voetbalt bij VEP en een Nike vestje droeg. [getuige 2] heeft daarbij aangegeven dat hij het gebeuren goed kon zien, omdat de straatverlichting brandde. Hij stond op 30 à 40 m afstand.
Ter zitting van 19 februari 2010 heeft hij als getuige voorts verklaard:
Ik kwam bij het café aan, ik zag een groep buiten staan die onenigheid had, ik bleef maar even buiten staan om te kijken en praatte met wat bekenden.
Het kleine groepje liep richting de Utrechtsestraatweg. Aanvankelijk stond ik aan de overzijde van de Singel, maar ik was daarna overgestoken en ik stond op de straat bij de kop van de Utrechtsestraat. De trap in de rug waarover ik verklaarde was bij het stoplicht daar.
Een jongen ging richting de Utrechtsestraatweg, dus met zijn rug naar mij toe.
Ik zag dat iemand hem een “flying kick” gaf in de rug, ik dacht niet de onderrug.
Volgens mij was het deze verdachte, toen ik hem beschreef had ik hem op het oog, ik heb een keer met mijn voetbalclub, Woerden, gevoetbald tegen VEP en toen heb ik hem gezien, hij voetbalde in de A of A1. Ik heb hem ook wel eens zien lopen in de stad, ik wist zijn naam niet, maar ik kende hem van gezicht en wist wie het was. Ik herkende de jongen in het voorbijgaan. Ik heb de jongen zelf gezien en ik had het plaatje gelijk voor me van wie het was. Ik heb de jongen later niet meer gezien, ik kan niet precies zeggen wanneer ik zijn gezicht heb gezien, ik weet wel zeker dat ik zijn gezicht gezien heb.
Het was inderdaad een chaotische situatie maar het kleine vechtpartijtje was wel overzichtelijk. Er stonden wel personen tussen mij en de man die ik zag weglopen en geschopt worden, maar daar kon ik tussendoor kijken.
Ik schat dat ik het zag op een afstand die nog wat groter is dan de afstand van waar ik nu sta (voor de tafel van de rechters) tot de verste muur van de zittingszaal (eigen waarneming rechtbank: ongeveer 10 meter). Sinds een paar weken heb ik contactlenzen, -0,75 en –1; die had ik toen nog niet.
Ik herkende hem aan de kuif en de blonde haren. Het klopt wel dat meer jongens van mijn leeftijd hun haar zo dragen.
4.3.3.4. De rechtbank stelt voorop dat zij ervan uitgaat dat deze getuigen zelf oprecht overtuigd zijn dat zij [verdachte] herkennen als betrokken bij de vechtpartij.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren.
De verklaringen zijn niet geheel gelijkluidend (maar de tegenspraak tussen schoppen en een flying kick is slechts schijnbaar: beiden kunnen een moment van een opeenvolging van gebeurtenissen gezien hebben) en innerlijk niet geheel consistent ([getuige 1] verklaart eerst over meerdere – rake – trappen, later over een trappende beweging waarvan hij niet weet of die raak was, maar dat kan nog wel verklaard worden door onder meer het tijdsverloop).
Belangrijker is het volgende.
De herkenning door [getuige 1] is een herkenning achteraf, aan de hand van een zelf op Hyves gevonden foto. Van algemene bekendheid is langzamerhand, dat het menselijke geheugen soms beelden en/of herinneringen samenvoegt, zonder dat de betrokkene zich daarvan bewust is. Dat is een reden om aan een foto- of Osloconfrontatie strikte eisen te stellen. Gelet hierop, gelet op de chaotische situatie en gelet op het feit dat [verdachte] – naar hijzelf verklaart – wel dicht bij de vechtpartij stond, en mede gelet op het hierna te noemen ontlastende bewijsmateriaal acht de rechtbank goed mogelijk dat [getuige 1] zich heeft vergist bij het aanwijzen van [verdachte] als degene die hij wegtrok.
Wat [getuige 2] betreft geldt, dat hij op een zodanige afstand stond als waarnemer van een chaotische situatie, dat ook hier mogelijk de gang van zaken vertekend is waargenomen of als herinnering opgeslagen.
Dit geldt temeer nu de plaats waar [verdachte] volgens zijn eigen verklaring stond lag tussen [getuige 2] en de betrokkenen bij de “flying kick”, het donker was en hij ten tijde van de gebeurtenis (nog) geen contactlenzen droeg, die hij thans wel draagt voor zijn bijziendheid.
4.3.3.5. Tegenover de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] staat ontlastend materiaal:
Van de vriendengroep zijn er verschillende personen die verklaren dat zij [verdachte] gezien hebben op plaats en tijdstip van het incident, maar dezen verklaren ook dat zij [verdachte] niets hebben zien doen, terwijl betrokkenen overigens wel belastend verklaren over zichzelf en de andere leden van de vriendengroep.
In verschillende verklaringen is sprake van een “flying kick” of sprongslag, maar die wordt toegeschreven aan (een) ander(en) dan [verdachte].
[verdachte] zelf heeft, hoewel de politie hem indringend heeft geconfronteerd met de verklaringen tegen hem van [getuige 1] en [getuige 2], consequent ontkend enige bijdrage te hebben geleverd aan de vechtpartij.
Zijn verklaring, ook als verdachte ter zitting, is dat hij de vechtpartij van nabij heeft gadegeslagen, vanaf de stoep vlakbij de kop van de Utrechtsestraatweg.
[getuige 4] ter zitting van 19 januari 2010 als getuige gehoord, heeft dit bevestigd.
4.3.3.6. De conclusie van de rechtbank is dus dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte een trap(pende beweging) of een “flying kick” heeft gegeven/gemaakt. Ook overigens is er onvoldoende bewijs voor openlijke geweldpleging. Volgens vaste jurisprudentie is van ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn.
Er bevindt zich in het dossier geen bewijs van enige andere bijdrage, door bijvoorbeeld gedrag of houding, aan het groepsgeweld.
4.4 De vrijspraak
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Hij moet daarvan dus worden vrijgesproken
5 De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank heeft in het dossier van [verdachte] een vordering benadeelde partij aangetroffen. De officier van justitie heeft verklaard dat niet duidelijk is of beoogd is deze vordering ook in deze zaak in te dienen en dat, mocht dat wel zo zijn, de vordering om verschillende redenen niet ontvankelijk is.
De raadsman heeft bepleit de vordering buiten beschouwing te laten.
De rechtbank gaat ervan uit dat de vordering in de onderhavige zaak is ingediend, gelet op de op die vordering gestelde aantekeningen (kennelijk van een parketmedewerker).
De benadeelde partij moet echter niet ontvankelijk worden verklaard reeds omdat [verdachte] wordt vrijgesproken.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
– spreekt [verdachte] vrij van het hem ten laste gelegde;
De vordering van de benadeelde partij
– verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 februari 2010.