Instantie: Hoge Raad
Datum uitspraak: 27-10-2009
Datum publicatie: 27-10-2009
Zaaknummer: 07/12304 P
Rechtsgebieden: Strafrecht
Bijzondere kenmerken: Cassatie
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Bewijsklacht. Aan zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel t.a.v. vrachtauto’s heeft het Hof klaarblijkelijk ten grondslag gelegd dat dit voordeel is verkregen door verkoop door betrokkene van onderdelen van deze gestolen vrachtauto’s aan X B.V. Uit de aan de schatting ten grondslag gelegde bewijsmiddelen t.a.v die vrachtauto’s kan niet volgen dat het de gestolen vrachtauto’s zijn waarvan onderdelen aan X B.V. zijn verkocht. ‘s Hofs schatting is daarom in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Uitspraak
27 oktober 2009 Strafkamer
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 10 augustus 2007, nummer 24/000100-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Flevoland, locatie Lelystad” te Lelystad.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet dragend zijn voor het oordeel van het Hof dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit vermogensdelicten betreffende de met de nummers 10, 11, 23 en 25 aangeduide vrachtauto’s.
3.2. Het Hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel wat betreft de in het middel bedoelde vrachtauto’s als volgt gemotiveerd:
“8.2 Bij de bepaling van de hoogte van het geschatte voordeel is het hof uitgegaan van het navolgende:
8.2.1 Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een overzicht van 27 vrachtauto’s, welke zouden zijn gestolen en vervolgens geheeld en uit de opbrengst waarvan de veroordeelde voordeel zou hebben genoten. Dit overzicht is gevoegd als bijlage 5 bij een rapport, betreffende de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, d.d.
24 september 2004 opgemaakt door [verbalisant 1], Inspecteur van politie, als financieel rechercheur werkzaam bij het Bureau Financiële Recherche, regiopolitie IJsselland (gevoegd achter het tabblad “Financiële rapportage” in de map SFO, behorende bij het dossier met rapportnummer RR03-098092.03). Onder meer wordt in dit overzicht – zakelijk weergegeven – melding gemaakt van diefstal van de volgende vrachtauto’s:
(…)
vrachtauto nr. 10: eigenaar [benadeelde partij 1], pleegdatum 16 januari 2003;
vrachtauto nr. 11: eigenaar [benadeelde partij 2], pleegdatum 28 januari 2003;
vrachtauto nr. 23: eigenaar [benadeelde partij 3], pleegdatum
28 mei 2003;
(…)
vrachtauto nr. 25: eigenaar [benadeelde partij 3], pleegdatum
4 juni 2003;
(…)
Ten aanzien van de hierboven vermelde vrachtauto’s heeft het hof het voordeel geschat op basis van de navolgende bewijsmiddelen:
(…)
Met betrekking tot vrachtauto 10:
8.2.7 Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een “Anzeige” (gevoegd in zakendossier 2, behorende bij het hiervoor onder 8.2.2 genoemde dossier, map 3 van 7), inhoudende de aangifte van het bedrijf [benadeelde partij 1] in [plaats], Duitsland, ter zake diefstal van een Daimler vrachtwagen, gepleegd in de periode van 15 januari 2003 tot en met 16 januari 2003.
Met betrekking tot vrachtauto 11:
8.2.8 Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een “Anzeige” (gevoegd in zaakdossier 2, behorende bij het hiervoor onder 8.2.2 genoemde dossier), inhoudende de aangifte van het bedrijf [benadeelde partij 2] in [plaats], Duitsland, ter zake diefstal van een Mercedes vrachtwagen, gepleegd in de periode van 24 januari 2003 tot en met 28 januari 2003.
Met betrekking tot vrachtauto 23:
8.2.9 Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL04ZU-092668, d.d. 11 augustus 2003 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden hoofdagent van politie Regio IJsselland, District Zuid (gevoegd in het getuigendossier, behorende bij het hiervoor onder 8.2.2 genoemde dossier, map 7 van 7), – zakelijk weergegeven – inhoudende: als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner:
Op 7 augustus 2003 werd door ons gehoord [betrokkene 1], mededirecteur van [A] BV. [betrokkene 1] verklaarde ons dat de inkopen, welke meestal door hem werden gedaan, werden bijgehouden in een “kasboek”. Hij stelde ons in de gelegenheid dit boek samen met hem in te zien. Hieruit bleek het volgende:
28-05-03: Inkoop onderdelen t.w.v. € 3.500,- van [betrokkene] (het hof begrijpt, gelet op de onder 8.2.15 opgenomen verklaring van [betrokkene 1], dat wordt bedoeld: [betrokkene])
(…)
Met betrekking tot respectievelijk de vrachtauto’s 10, 11 en 24 tot en met 27 voorts:
8.2.15 Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal van verhoor, nummer PL04ZU/03-092668, d.d. 7 augustus 2003 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden voornoemd (gevoegd in het getuigendossier, behorende bij het hiervoor onder 8.2.2 genoemde dossier, map 7 van 7), – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben mededirecteur van [A] BV te [plaats]. Ons bedrijf importeert en exporteert gebruikte vrachtauto’s en onderdelen van vrachtauto’s. Ik hoor van u dat het gaat over de levering aan ons van onderstellen (incl. motor en assen) van vrachtauto’s. Dit gebeurt hoofdzakelijk door iemand die ik ken als [betrokkene] uit [plaats]. Verder doet dit bijna niemand.
(Opmerking verbalisanten: Wij toonden deze getuige een foto van [betrokkene] ([betrokkene]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende [a-straat 1] te [woonplaats]. Getuige [betrokkene 1] vertelde dat dit een foto was van de jongen die hij kent als [betrokkene] en die de vrachtauto-onderstellen komt brengen.)
Alle inkopen die ik doe worden door mij bijgehouden in een kasboek. Ik loop het boek met u door en probeer mij de transactie te herinneren.
(opm. verb.: kas-inkoopboek vanaf 11-8-02 tot heden)
16-1-03: [betrokkene] (het hof begrijpt telkens:
[betrokkene]) heeft mij toen een chassis verkocht. Gezien de prijs was dit een dubbel-asser. Prijs € 7.940,-.
28-1-03: Dit moet ook de inkoop van een chassis betreffen voor de prijs van € 4.500,-. Er staat “kamp” op waar de naam van de verkoper moet staan. Dit wil zeggen dat de verkoper iemand van het woonwagenkamp was.
2-6-03: Ik weet dat [betrokkene] dit ook is geweest. Hij heeft toen een dubbel-asser met blok verkocht voor € 9.000,-.
4-6-03: Hier staat dat ik voor € 3.500,- van [betrokkene] gekocht heb. Dit was een v6 blok met chassis.
30-6-03; [Betrokkene] heeft toen een 3-asser (het hof begrijpt: dubbel-asser) gebracht; prijs € 8.000,-.
1-7-03: Hier heeft [betrokkene] een enkel-asser gebracht, prijs € 5.000,-.
8.3 Gelet op de inhoud van de hiervoor onder 8.2.2 tot en met 8.2.14 genoemde wettige bewijsmiddelen en nu het hof daarnaast niet is gebleken van door de veroordeelde gemaakte kosten, anders dan de hiervoor vermelde kosten, stelt het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt vast:
(…)
– voordeel t.a.v. vrachtwagen 10 € 7.940,-
– voordeel t.a.v. vrachtwagen 11 € 4.500,-
– voordeel t.a.v. vrachtwagen 23 € 3.500,-
(…)
– voordeel t.a.v. vrachtwagen 25 € 3.500,-.”
3.3. Aan zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van de in het middel bedoelde vrachtauto’s heeft het Hof klaarblijkelijk ten grondslag gelegd dat dit voordeel is verkregen door verkoop door de betrokkene van onderdelen van deze gestolen vrachtauto’s aan [A] B.V. In aanmerking genomen dat uit de aan zijn schatting ten grondslag gelegde bewijsmiddelen ten aanzien van die vrachtauto’s niet kan volgen dat het de gestolen vrachtauto’s zijn waarvan onderdelen aan [A] B.V. zijn verkocht, is ’s Hofs schatting in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Het middel is gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 27 oktober 2009.