Koperdiefstal, bliksemgeleider; geen gevaar voor goederen, of personen

Instantie: Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak: 07-02-2007
Datum publicatie: 07-02-2007
Zaaknummer: 05/950316-06
Rechtsgebieden: Strafrecht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie:
De rechtbank is van oordeel dat verwijdering van bliksemgeleidend materiaal, zoals in casu koper, van een bliksemgeleider van een pand en/of een zendmast weliswaar beschadiging van een gebouw of getimmerte oplevert waardoor het risico op blikseminslag -met alle gevolgen van dien- op/in het gebouw of getimmerte waarop die bliksemafleider zich bevindt verhoogd wordt, doch dat niet gezegd kan worden dat daardoor (direct) gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen te duchten is als bedoeld in artikel 170 van het Wetboek van Strafrecht.

SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
TEGENSPRAAK

In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen

naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].

Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.

1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2006 tot en met 29 augustus
2006 in de gemeente Zevenaar tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit/vanaf een pand (te weten het [naam] gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid koper (te weten ongeveer 220 meter
bliksemafleider), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
het [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking (de bevestigingen aan het dak van voornoemd pand werden
doorgeknipt/verbroken);
(dossier, incident 1)

2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 augustus
2006 tot en met 23 augustus 2006 in de gemeente Duiven, (telkens) tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit/vanaf een (bedrijfs)pand
(gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid koper (in
totaal ongeveer 306 meter bliksemafleiding), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) (telkens) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
(de bevestigingen aan het dak van voornoemd pand werden doorgeknipt/verbroken);
(dossier, incidenten 2 en 3)

3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2006
tot en met 23 september 2006 in de gemeente Duiven (te weten op/aan [adres]), (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een hoeveelheid koper (te weten bliksemafleiders), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking (de bevestigingen van voornoemde
bliksemafleiders werden doorgeknipt/verbroken);
(dossier, incidenten 8 en 9)

4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2006
tot en met 23 september 2006 in de gemeente(n) Zevenaar en/of Duiven, althans
in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (een) gebouw(en), (een) getimmerte(n) en/of een of meer voor
publiek toegankelijke plaats(en), te weten een of meer (bedrijfs)pand(en)
(gelegen aan de [adres] en/of aan de [adres] en/of aan de [adres]) en/of een zendmast (gelegen aan de [adres]), (telkens) opzettelijk heeft vernield of beschadigd, door (telkens)
(heimelijk) een of meer bliksemafleider(s) van dat/die pand(en) en/of die
zendmast kapot te knippen en/of te slopen en/of (vervolgens) te verwijderen
(zonder dat een of meer gebruiker(s) van voornoemd(e) pand(en) en/of die
zendmast daarvan op de hoogte was/waren), waardoor vanaf dat/die moment(en)
(telkens) gemeen gevaar voor voornoemd(e) pand(en) met inhoud en/of die
zendmast, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een
of meer in/bij voornoemd(e) pand(en) en/of die zendmast aanwezige
perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, is
ontstaan en/of te duchten was, nu het een feit van algemene bekendheid is dat
blikseminslag brand, danwel anderszins ernstige schade kan veroorzaken;

2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 24 januari 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.

Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [naam] (ten aanzien van feit 3).

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten
1, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [naam] volledig, hoofdelijk, wordt toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 5.000,00 en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

Door de officier van justitie is gesteld dat verwijdering van bliksemafleiders van panden en/of een zendmast beschadiging van een gebouw of getimmerte oplevert, waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen te duchten is.

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verwijdering van bliksemgeleidend materiaal, zoals in casu koper, van een bliksemgeleider van een pand en/of een zendmast weliswaar beschadiging van een gebouw of getimmerte oplevert waardoor het risico op blikseminslag -met alle gevolgen van dien- op/in het gebouw of getimmerte waarop die bliksemafleider zich bevindt verhoogd wordt, doch dat niet gezegd kan worden dat daardoor (direct) gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen te duchten is.
De rechtbank is van oordeel dat er, om tot de kwalificatie ‘te duchten gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen’ te kunnen komen, sprake moet zijn van met die beschadiging gepaard gaande concrete omstandigheden die deze vrees reëel maken, zoals bijvoorbeeld (verwacht) onweer ter plaatse en gegevens over de kans op blikseminslag in het betreffende gebouw of getimmerte (zoals bijvoorbeeld de oppervlakte en de hoogte van het gebouw en gegevens over de mate van brandbaarheid van het gebouw en wat zich in het gebouw bevindt).
Nu door de officier van justitie niets is aangevoerd omtrent bovengenoemde concrete omstandigheden -en hiervan overigens ook uit het dossier niets is gebleken- is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde ‘te duchten gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen’ niet bewezen kan worden. Deze bestanddelen zijn essentieel voor het onder 4 tenlastegelegde. De rechtbank zal daarom voor dit feit vrijspreken.

Door de raadsman van verdachte zijn enkele verweren gevoerd met betrekking tot feit 4, welke naar het oordeel van de raadsman tot vrijspraak zouden moeten leiden.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van feit 4 komt, behoeven deze verweren geen bespreking meer.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan.

De rechtbank bezigt hiertoe onder meer de aangiftes van [naam] namens het
[naam], [naam] namens [naam], [naam] namens [naam] en M. Broekers namens [naam], de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de resultaten van de plaatsbepalingsapparatuur, het onderzoek aan de schoensporen en het werktuigsporenonderzoek en de bekennende verklaringen van verdachte tot het bewijs.

Verdachte heeft ter terechtzitting, in tegenstelling tot zijn bij de politie afgelegde verklaring, verklaard dat hij, samen met medeverdachte [medeverdachte], slechts éénmaal koper (bliksemafleiding) heeft gestolen vanaf het bedrijfspand van [naam]. De rechtbank hecht op dit punt meer waarde aan de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring waarin hij aangeeft dat hij de diefstal bij [naam], samen met [medeverdachte], in twee etappes heeft gepleegd. Deze gedetailleerde verklaring bij de politie vindt steun in de aangiftes van
[naam] namens [naam]. De rechtbank houdt verdachte, ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde diefstallen, dan ook aan zijn bij de politie afgelegde verklaring.

Verdachte heeft ter terechtzitting de onder feit 3 tenlastegelegde diefstallen bij [naam] en [naam] ontkend, hij heeft daartoe aangevoerd nooit bij de [adres] in de buurt te zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig is, gelet op zijn gedetailleerde, van tekening voorziene, verklaring zoals afgelegd bij de politie. De rechtbank houdt verdachte dan ook aan zijn bij de politie afgelegde bekennende verklaring.

De rechtbank acht bewezen dat:

1.
hij in de periode van 18 augustus 2006 tot en met 29 augustus
2006 in de gemeente Zevenaar tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf een pand (te weten het [naam] gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid koper (te weten bliksemafleider), geheel of ten dele toebehorende aan het [naam], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van
braak (de bevestigingen aan het dak van voornoemd pand werden doorgeknipt/verbroken);
(dossier, incident 1)

2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 augustus
2006 tot en met 23 augustus 2006 in de gemeente Duiven, (telkens) tezamen en
in vereniging met een ander, (telkens) met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf een (bedrijfs)pand
(gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid koper (in
totaal ongeveer 306 meter bliksemafleiding), geheel of ten dele toebehorende aan [naam],
waarbij verdachte en zijn mededader weg te nemen goederen (telkens) onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak (de bevestigingen aan het dak van voornoemd pand werden doorgeknipt/verbroken);
(dossier, incidenten 2 en 3)

3.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juli 2006
tot en met 23 september 2006 in de gemeente Duiven (te weten op/aan [adres]), (telkens) tezamen en in vereniging met een ander (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of aan [naam], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen (telkens) onder hun bereik hebben gebracht door
middel van braak (de bevestigingen van voornoemde bliksemafleiders werden doorgeknipt/verbroken).
(dossier, incidenten 8 en 9)

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

Ten aanzien van feit 2 en 3:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:

– de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

– de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

– de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 4 januari 2007.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

Verdachte heeft zich, samen met een medeverdachte, schuldig gemaakt aan diverse diefstallen. Het ging hierbij voornamelijk om koper, dat door verdachten werd verkocht aan verschillende metaalbewerkingsbedrijven. Bij één van de bewezenverklaarde diefstallen is aluminium buitgemaakt, verdachte en zijn medeverdachte waren in eerste instantie echter in de veronderstelling dat het ook hier koper betrof.
Het door verdachte en zijn medeverdachte gestolen koper, danwel aluminium, maakte onderdeel uit van bliksemafleiders van een aantal gebouwen en een zendmast, die als gevolg van de diefstallen onklaar zijn geraakt.

Door de beschadiging van deze bliksemafleiders is het risico op blikseminslag in de betreffende gebouwen en de zendmast verhoogd, temeer aangezien deze op daken gepleegde diefstallen lang onopgemerkt hadden kunnen blijven. Dergelijke diefstallen veroorzaken, om die reden, veel maatschappelijke onrust.
Het risico op blikseminslag heeft verdachte en zijn medeverdachte er niet van weerhouden de diefstallen te plegen. Zij hebben enkel aan hun eigen financieel gewin gedacht.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, bijzonder ernstig. Reden waarom de rechtbank in dit geval een zwaardere straf dan bij een diefstal van koper sec, passend vindt.

Uit het aangehaalde uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij reeds eerder een transactie heeft gehad en is veroordeeld wegens diefstallen.
Ter terechtzitting is gebleken dat het in beide gevallen diefstal van koper betrof.

Naar het oordeel van de rechtbank komt voor de afdoening van de onderhavige zaak, gelet op bovenstaande, geen andere straf in aanmerking, dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 4, zal worden volstaan met het opleggen van een lagere straf dan door officier van justitie is geëist.

De rechtbank overweegt uitdrukkelijk dat het feit dat verdachte volledig heeft meegewerkt aan het politieonderzoek ten voordele van hem heeft meegewogen bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf.

6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de
gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.

De rechtbank zal voorts de vordering van benadeelde partij [naam] volledig, hoofdelijk, toewijzen en verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte], veroordelen om dit bedrag te betalen.

Voor de toegewezen vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, hoofdelijk, zal toepassen en dus verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte], de verplichting zal opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.

Indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verlichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom.

De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door de medeverdachte is of wordt voldaan.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Spreekt verdachte vrij van het onder 4 tenlastegelegde feit.

Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van benadeelde partij [naam]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.

– Veroordeelt de veroordeelde – met dien verstande dat indien en voor zover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [naam] zal zijn gekweten – tegen kwijting aan [naam], te [adres], te betalen € 5.000,00 (zegge vijfduizend euro).

Maatregel van schadevergoeding ad € 5.000,00, subsidiair 55 dagen hechtenis.

– Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam], te [adres], te betalen € 5.000,00 (zegge vijfduizend euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 55 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

– Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde of medeverdachte [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Heft op het inmiddels geschorste bevel voorlopige hechtenis.

Aldus gewezen door:
mr. G. Perrick, rechter, als voorzitter,
mr. E.G. Smedema, rechter,
mr. J.B.J. Driessen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Graat, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2007.

Ander nieuws

Menu